CHINEES SCHILDERSDORP A-POLITIEK EILAND IN BEIJING

ENCLAVE TREKT NIEUWE GENERATIE KUNSTENAARS AAN

"Ik lees geen kranten. Ik heb geen radio. Ik weet geeneens wie de president van China is op het moment", zegt Chinai. Drie piepkleine katjes liggen lui over elkaar heen op de binnenplaats voor zijn atelier. Chinai, kaalgeschoren hoofd, baardje onder de kin en ontbloot bovenlijf, is schilder. Olieverf. Doeken staan rond de muren opgesteld temidden van een chaos van paletten, kwasten en halfopgerolde verftubes. De vensterbank is een stilleven van anieke vaasjes, doosjes en een paar opgezette adelaarsklauwen.

(Door Jan van der Made)

BEIJING (ZOP) Noord Peking, op een steenworp afstand van de ruïnes van het oude Zomerpaleis. Een oorverdovend concert van boomkrekels doorbreekt de lome hitte van de zomer. In Xicun ("Westdorp") in de wijk Fuyuanmen ("Poort van de Gelukzalig Lotsbeschikking") dat aan het noordelijke akkerland grenst hangt een sfeer van wu wei, het niets-doen. Niet een lui niets-doen, maar een Taoistisch niets-doen: actieve inactiviteit. De inwoners leven er zonder zich te lijken interesseren voor de mensen verderop. Ze bemoeien zich met niemand, niemand bemoeit zich met hen.

"In 1982 kwamen de eerste schilders en dichters naar dit dorp. Het begon met informele bijeenkomsten". Mensen lazen gedichten voor of maakten schilderijen". Zeven jaar later bleken boeren wel bereid om enkele van de huizen te verhuren. Yi Ling, afkomstig uit Shanghai ("Daar is geld de baas. In dit dorp, kunst") die al sinds 1989 in het dorp woont: "Het trok meer en meer mensen aan. Ook mensen die geen artiest waren, maar die tot de cirkel wilden behoren en werden aangelokt door de lage huur".

wangwang
Filmmaker Wang Wang.

Maar de meesten van de ongeveer zestig inwoners van Fuyuanmen zijn artiesten. Behalve een dichter wonen er schilders, beeldhouwers en een enkele filmmaker. Wang Wang, een magere jongen, beheert de expositieruimte van het dorp en is waarschijnlijk de meest zakelijke inwoner.

ZEE DER COMMERCIE

"We hebben een slogan hier: we gaan naar geen enkele markt; we willen onze eigen markt creeeren". Wang Wang fungeert als tussenpersoon tussen de schilders en de buitenwereld. Maar veel publiek is er nog niet. "Natuurlijk omdat we nauwelijks reclame maken. "Degenen die hier dingen kopen zijn voornamelijk buitenlanders. Ambassadepersoneel. Chinezen zijn nog niet erg geïnteresseerd. Alleen mensen die wat geld hebben, en dan vooral intellectuelen die xia hai, oftewel "in de zee der commercie zijn gesprongen". Echte privéondernemers begrijpen de schilderijen niet. Die willen hun geld alleen maar uitgeven aan eten, karaoke-bars, draagbare telefoons en auto's".

Schilder Chinai. Foto: Hans Kemp

De overheid gedoogt het dorpje dat min of meer op zichzelf staat. "Ik heb gehoord dat ze het niet echt prettig vinden", vertelt Wang Wang "Maar ze zijn dat nog nooit direct aan ons komen vertellen". De enige keer dat er echt problemen waren was tijdens de opening van de tentoonstelling afgelopen mei. Er waren een hoop mensen komen kijken. Maar een half uur na de opening kwam de politie. Of we de tent maar wilden sluiten. Het was, zeiden ze "omdat we dicht bij de Universiteit van Beijing zitten en omdat over twee weken de vierde verjaardag van het bloedbad zou zijn wilden ze samenscholingen voorkomen". "Toen hebben we een maand gewacht en op 15 juni zijn we opnieuw geopend. Sindsdien hebben we geen problemen meer gehad.

ONGESTRUCTUREERD LEVEN

De meeste inwoners van Fuyuanmen komen van buiten Beijing. Ze lijken geen moeite te hebben om een plaatselijke verblijfsvergunning te krijgen die nodig is om je in een andere plaats te vestigen. "Die verkoopt het plaatselijke politieburo, zegt een van de schilders. Honderd gulden voor een vergunning van een half jaar". Het vrije, ongestructureerde leven in de kunstenclave staat in schril contrast met Beijing's scherp gecontroleerde maatschappij waarin ieder aspect van het privéleven aan officieel en publiek onderzoek blootstaat. Het is een minigemeenschap van mensen die niet worden begrepen door een omgeving waarin ze niet meer willen wonen.

Buiten de tentoonstellingsruimte sloft een arbeider voorbij met een zandkar. Hij staart verbluft naar twee schilders die doeken naar buiten dragen. Een grote afbeelding van een mensengeraamte met een paardenschedel, de kaken in agonie opengesperd naar boven. Bloed spuit er uit. Schilderijen van eenzame figuren. Een hoofd in geel en roze met een misvormde mond waar een geluidloze schreeuw uitkomt. "We zijn niet politiek geinspireerd", helpt Chinai me uit de droom. Alles wat je in de doeken zit komt uit je eigen hoofd. Desondanks is het moeilijk om de schilderijen niet te associeren met vervreemding, eenzaamheid, politieke repressie, het bloedbad.

ROBERT RAUSCHENBERG

Chinese schilders vechten tegen een maatschappij waarin moderne kunst nog niet is geaccepteerd. Voordat Deng Xiaoping aan de macht kwam was daarvan al helemaal geen sprake: kunst was politieke propaganda. Pas in de jaren '80 maakten jonge kunstenaars voor het eerst kennis met moderne westerse kunst. Maar hun ogen werden pas geopend in 1985, toen in Beijing een tentoonstelling van Robert Rauschenberg werd gehouden, waar de schilderijen van na-oorlogse westerse kunst voor een schokgolf in de Chinese kunstwereld zorgden. Dit had talloze discussies en de oprichting van kunstsalons en manifestaties tot gevolg waarop Chinese artiesten zochten naar een her-orientering van de kunst. Rauschenberg toonde hen de onderontwikkelde staat van de Chinese moderne kunst. Men wilde ook zoeken naar een authentiek Chinese moderne kunst, die de ketenen van de traditionele schilderkunst zou breken zonder over te gaan tot een blind kopieeren van het westen.

Maar het bloedbad van 1989 stopte alle experimenten. Het werd bijna onmogelijk om tentoonstellingen te houden. Nu nog steeds is de sfeer in de kunstwereld niet zoals voor juni 1989. Maar ondertussen broeien de experimenten in het vrijzinnige kunstlaboratorium van Fuyuanmen. "We moeten er langzaam uit zien te komen", zegt Wang Wang. De grenzen van het toelatbare moeten worden afgetast. "Door veel tentoonstellingen te houden en meer bekendheid te krijgen bij het publiek. Het is een proces. Maar het zal lang duren".