OVERZEES IN PENANG

Chinezen Ontvluchtten Gruwelijk Lot en vonden Geluk Ver van Huis

Er leven circa 59 miljoen Chinezen buiten China. Door de regering in Beijing worden ze steevast aangeduid als Hua Qiao, Chinezen die (ergens buiten China) te gast leven. In Nederland zijn het voornamelijk Chinezen uit Zhejiang en Guangdong. Ze zijn een vast onderdeel van de Nederlandse samenleving en staan bekend als hardwerkend en in staat een goede, snelle hap op tafel te zetten. Ze vormen een gesloten gemeenschap, die haar zaakjes zelf oplost en zich niet inlaat met politiek. Maar in veel Zuid-Oost Aziatische landen, worden ze vaak met argusogen bekeken.

(Door Jan van der Made)

PENANG (ZOP) Op het drukste kruispunt van Penang, ingeklemd tussen winkels en eetstallen, staat het Hangzhou Hotel. Het wordt gerund door de familie Chen, een familie van overzeese Chinezen die in het begin van de eeuw vanuit China naar Maleisie trokken.

Klanten bestaan voornamelijk uit jonge low-budgetreizigers die onder de langzaam zwaaiende ventilatoren aan het plafond genieten van een kop koffie, een bak müslie en een banaanpannekoek met honing, het junkfood van het low-budgetcircuit in zuid-oost Azie.

"Maar Chinezen komen hier ook", verzekert me de heer Chen Yungfook, die het hotel-restaurant runt. "We hebben een trouwe kring van klanten die hier komen als ze op doortocht zijn. Voornamelijk zakenlui uit Taiwan, Maleisie en Thailand".

UIT ELKAAR GESLAGEN

In een hoekje, aan een van de marmeren tafels van het restaurant zit een naalddunne dame van een jaar of tachtig. Ze is gehuld in een blauw, zijden gewaad en wordt door het personeel met veel aanzien behandeld.

Mevrouw Liu Congniang ("Liu, de dame met het scherpe gehoor"), is de weduwe van de oude heer Chen en de moeder van Yungfook. Ze vertegenwoordigt een tak van een familie die door China's roerige verleden uit elkaar werd geslagen.

"Mijn man had negen broers en zussen, en ze leefden in een bergdorp genaamd Huibei in de provincie Fujian. Er was geen weg naar het dorp, het was pure armoede. Er was nauwelijks te eten, en ze moesten altijd werken voor de landbezitter die altijd meer belasting wilde hebben".

Mevrouw Liu draagt nog de littekens van een feodaal gebruik met zich mee: haar voeten werden gebonden toen ze een klein meisje was; de grote teen naar voren en de anderen onder de voetzool geklemd en ingezwachteld.

LANGE TOCHT

In keizerlijk China gold dit als erotisch, maar was ook een maatregel die ervoor moest zorgen dat de vrouwen niet te ver weg konden lopen. "Maar mijn botten waren te groot, en ik was te eigenwijs. Dus na een paar jaar heb ik de zwachtels er af gehaald en weggegooid". Maar de vergroeingen die vier jaar inzwachtelen hadden veroorzaakt zijn nog duidelijk zichtbaar, en goed lopen kan mevrouwn Liu ook al niet.

Chen senior zag zijn ouders en een aantal van zijn broers sterven, en ondernam de lange tocht naar Maleisie waar hij riksjarenner werd. "Mijn vader had de filosofie dat je van werken niet rijk wordt", aldus zoon Yungfook. "Tenzij je je eigen bedrijf opricht".

Na een slopende baan als riksjarenner kon hij bij het prestigieuze E & O (Eastern and Oriental) Hotel terecht als klusjesman en het geld dat hij spaarde investeerde hij uiteindelijk in een pand waar hij het Hangzhou Hotel in vestigde. Al die tijd was wachtte zijn vrouw, de dappere mevrouw Liu, in Fujian.

FAMILIEHUIS

"We waren twintig jaar gescheiden", herinnert mevrouw Liu zich zonder al te veel bitterheid. "De Japanners hielden huis in ons dorp. Velen vonden de dood". Mevrouw Liu wil niet praten over haar ervaringen met de Japanners, maar zoon Chen Yunfook vertelt dat ze "na de oorlog veertig kilo was afgevallen en sindsdien nooit meer op haar oude gewicht is gekomen". Na de Japanse bezetting nam mevrouw Liu de boot en herinnert zich weken van "alleen maar blauw, het water, en de lucht. Ik wist niet of ik ooit nog wel bomen zou zien". In ziekenhuizen in Singapore en later in Penang had ze een jaar nodig om bij te komen van de Japanse bezetting.

Inmiddels werden er in het familiehotel in Penang grote winsten gemaakt, en de familie Chen ging in 1956 voor het eerst terug naar Fujian, naar het dorp Huibei waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen. Van het geld dat gemaakt was bouwde Chen senior een enorm familiehuis, van steen. "Het hele dorp kwam kijken. Het huis was meteen het mooiste in de hele streek".

RODE GARDISTEN

Maar China was aan het veranderen, herinnerde zoon Chen zich. In 1966 keerde de familie voor de tweede keer terug, zoon Chen was toen 11 jaar. "Het had twee jaar geduurd voordat we toestemming kregen om weer terug te keren. Toen het eindelijk mocht was de sfeer in het dorp radicaal. Overal waren Rode Gardisten (Mao Zedong's fanatieke studententroepen). Ze waren woedend en liepen maar leuzen te schreeuwen. Ik begreep ook niet waarom, maar ik heb maar wat mee lopen schreeuwen met ze. Mao Zedong, Mao Zedong.

Ondanks de anti-kapitalistische sfeer die er in die tijd in China hing waren de overzeese Chinezen meer dan welkom. "We brachten spullen mee en geld. Toen ze dat zagen was politiek opeens niet belangrijk meer".

Een andere tak van de familie vluchtte naar Taiwan; een achterneef die functionaris was geworden bij de Nationalistische Kuomintang. "Toen de communisten kwamen in 1949 had hij het niet meer. Hij is met zijn familie op een bootje gestapt en naar Taiwan gevaren. Hij is nou achter in de negentig. Leeft nog steeds. We hebben er nog wel contact mee". Een andere neef belandde in Hongkong. "Maar het oude dorp, Huibei in de provincie Fujian zal voor ons allemaal het enige thuis blijven".

SPIONNENNETWERK

Miljoenen Overzeese Chinezen onderhouden op deze manier banden met het vasteland van China. Beijing heeft haar deuren altijd open gehad voor de overzeese Chinezen. Er is een speciaal "Kantoor voor Overzeese Chinezen".

Mensen met een Chinese naam en uiterlijk krijgen in China een voorkeursbehandeling ook al spreken ze geen woord Chinees en zijn pas voor het eerst als toerist in het land op bezoek.

De sterke nadruk die wordt gelegd op de relatie met het vasteland heeft in het buitennlands voor kritiek en bewondering gezorgd.

Nicholas Eftimiades, voormalig medewerker van de CIA suggereert in zijn boek "Chinese Intelligence Operations" zelfs dat China naast een gewoon spionnennetwerk, actief gebruik maakt van overzeese Chinezen die uit patriottischme en een gevoel van verwantschap automatisch bereid zijn aan Beijing te raporteren (een stelling die onlangs fel werd aangevallen door een Chinees schrijverscollectief).

In Indonesie leidde het vermoeden dat de overzeese Chinezen daar een "vijfde colonne" vormden tot enorme repressie. In veel zuid-oost aziatische landen waar de Chinezen soms wel een derde van de bevolking uitmaken (Maleisie) is het hen verboden om regeringsposten te bekleden (dit was de reden voor Singapore, waarvan de bevolking voor bijna 80% uit Chinezen bestaat, om zich af te scheiden van de Maleisische Federatie).

Chen junior: "We hebben hier enorme problemen gehad in 1969 met de Maleisiers, echte rassenrellen. Maar nu leven we samen en alles gaat z'n gangetje. Wij leren van hen, en zij leren van ons".

NIEUWE MILJARDAIRS

Tegelijkertijd worden de overzeese Chinezen gezien als een belangrijke economische motor. Omdat ze in veel zuid-oost Aziatische landen geen politiek mogen bedrijven, worden ze gedwongen om in de handel te gaan.

"En dat is ok", aldus de jonge Chen. "Wie is er geinteresseerd in politiek? Zolang we hier onze gang maar kunnen gaan". Volgens John Naisbitt, auteur van het spraakmakende boek "Megatrends Asia" vormen de overzeese Chinezen een cruciale steunpilaar voor de economieen van Zuid-Oost Azie: in Indonesie is bijvoorbeeld maar vier procent van de bevolking Chinees, maar dat deel controleert wel zeventig procent van de economie.

Een groot aantal van 's werelds nieuwe miljardairs is overzees Chinees: Liem Sioe Liong (Salim Group, Indonesie; geschat op 3 miljard dollar), Robert Kuok (Malayan Sugar Manufacturing, Shangri La Hotels, Maleisie, geschat op 2.1 miljard dollar), Li Ka-shing (Cheung Kong, Hongkong, geschat op 5.8 miljard dollar). "Alle sleutelfiguren in de Overzeese Chinese wereldgemeenschap kennen elkaar. Hun bedrijven blijven gescheiden, maar als het noodzakelijk is werken ze samen", aldus Naisbitt.

Op kleinere schaal blijven de contacten ook intensief. "We hebben een 'genootschap van de inwoners van Huibei'", verteld Chen junior, en bladert door een stapel zwartwitfoto's met inwoners en familieleden van het dorpje in Fujian. "Toen we het hotel hier openden kregen we geschenken uit de hele wereld". Een bruin uitgeslagen spiegel met de karakters "Vier Zeëen, Eén Familie" er in geest hangt boven de ingang van de keuken. Het doet denken aan de inscriptie, die, vijfduizend kilometer noordelijker in China's hoofdstad hangt, in de ontvangsthal van het pompeuze Beijing Hotel: "We Have Friends All Over The World".