CHINESE INTELLECTUELEN DOORBREKEN TABOES

WAAR LIGGEN DE GRENZEN VAN HET TOELAATBARE NA HET PARTIJCONGRES?

Kort na het Veertiende Partijcongres in Beijing, waar de economische hervormingspolitiek een impuls kreeg begeven Chinese intellectuelen zich voorzichtig in het schemergebied der taboezones: politieke hervormingen. Na drie jaar Marxistische studieklassen lijkt er nu wat speelruimte voor afwijkende opinies. Maar niemand weet precies, waar de grenzen liggen.

(Door Jan van der Made)

BEIJING (PAROOL) "Na het Tiananmen-incident werden kreten als ziyou ('vrijheid') en minzu ('democratie') beschouwd als plagen. Mensen die democratie ondersteunden werden beschouwd als 'vijandige elementen'. Het was alsof Culturele Revolutie was weergekeerd. Onafhankelijke politieke gedachten waren verboden". Deze taboe-doorbrekende observatie komt niet uit de liberale Hong Kong pers. Ze werd eind oktober afgedrukt in Weilai yu fazhan (Toekomst en Ontwikkeling), een maandblad dat wordt uitgegeven in Beijing.

De schrijver, Xu Liangying, behoort tot een groep intellectuelen die zich hebben verenigd onder de naam "Genootschap voor Futurologie". In het tijdschrift dat wordt uitgegeven door het genootschap worden nu ideeen gepresenteerd die een half jaar geleden nog bestraft werden met arrestatie of deportatie naar een werkkamp. Xu heeft zelf een dissident "verleden" dat teruggaat tot 1976 en is bevriend met staatsvijand Wang Juntao, die in 1989 na het bloedbad werd gearresteerd op beschuldiging van "Opruiïng", bestempeld als heishou ("zwarte hand") achter de demonstraties en veroordeeld tot 13 jaar gevangenisstraf.

In zijn artikel neemt Xu Liangying geen blad voor de mond: "Nu blaast de wind van de 'hervormingspolitiek' krachtig en het volk springt van vreugde, alsof er nieuwe hoop is. "Maar het gaat alleen om economische hervormingen, politieke hervormingen worden vermeden en nog minder spreekt men over democratie. Het valt ten zeerste te betwijfelen of deze kreupele hervormingen kans van slagen hebben", aldus Xu.

NAZI'S

In een gewaagde aanval maakt hij een vergelijking met de economische politiek van Nazi-Duitsland: "Als mensen alleen maar economische dieren waren dan was de vergroting van productiekrachten het enige doel voor vooruitgang. In Duitsland in 1933 was er 33% werkeloosheid, in 1938 was dit gezakt tot 1%; het BNP steeg in dezelfde tijd met 68%. Voor dit geweldige resultaat moeten we 'Lang leve Hitler' roepen. Bovendien bracht hij een socialisme in praktijk, namelijk het 'nationaal-socialisme'". "Maar in China, waar gehamerd wordt op economische hervormingen zonder democratie is er niemand die het waagt deze briljante ervaringen van de Nazi's openlijk te prijzen. En dat", merkt hij sarcastisch op, "is toch werkelijk heel jammer. Want mensen hebben niet genoeg aan eten en drinken, ze hebben een ratio, ze hebben hun eigen geestelijk leven en gedachten".

Om de economische hervormingen tot een succes te maken, meent Xu, heeft China politieke hervormingen nodig. Dit is een verkapte kritiek op de Communistische Partij die zelf wel over "Hervormingen van het Politieke Systeem" praat maar dan alleen binnen het stramien van "Socialistische Democratie met Chinese karaktertrekken" en "beslist geen Westers meerpartijenstelsel".

IJZEREN GREEP

Xu Liangying is niet de enige die weer van zich doet spreken. Ook Yu Haocheng, een andere prominente intellectueel roept in hetzelfde tijdschrift op tot politieke hervormingen waarbij hij zich overigens voorzichtiger uitdrukt dan Xu Liangying en zijn argumenten ondersteunt met citaten van China's sterke man Deng Xiaoping.

Yu Haocheng werd zelf na het neerslaan van de democratiebeweging in 1989 zonder vorm van proces een half jaar opgesloten vanwege zijn activiteiten (hij ondertekende ondermeer een petitie in mei 1989 die de regering opriep tot het toestaan van grotere politieke vrijheid) en haalde eerder dit jaar het nieuws door de mededeling dat hij zich had aangesloten bij de Amerikaanse mensenrechtengroep Human Rights in China, die drie jaar geleden werd opgericht.

Hoewel de hernieuwde discussie een bewijs vormt voor grotere vrijheid onder intellectuelen, blijft zij vooralsnog beperkt tot gespecialiseerde bladen met een kleine oplage. Het regime in Beijing lijkt haar ijzeren greep op dergelijke publicaties opzettelijk iets te verzwakken. Partijsecretaris Jiang Zemin zei in zijn openingsrede voor het Veertiende Partijcongres (12-21 oktober) dat "intellectuelen het deel van de arbeidende klasse vormen dat een aanzienlijk grotere technische en culturele kennis heeft". Ze spelen daardoor een "bijzonder belangrijke rol binnen de hervormingspolitiek".

HONDERD BLOEMEN

Deng Xiaoping had vlak voor het Partijcongres al opgemerkt dat er "vrije discussie" mogelijk moest zijn binnen intellectuele kringen mits dit maar niet leidde tot ondergraving van het huidige regime. Niet alleen moet deze verslapte greep een inspiratiebron vormen voor intelligetsia binnen China die drie jaar verplichte politieke studieklassen spuugzat zijn. De grenzen van het toelaatbare zijn weer open voor exploratie en de discussies die nu ontstaan kunnen -zo hoopt de regering- een voedingsbodem vormen voor ideeën die ten goede zullen komen aan de economische hervormingen.

Maar vooral vormt de ogenschijnlijke versoepeling een signaal naar intelligentsia die na 4 juni 1989 naar het buitenland zijn gevlucht, een braindrain die Beijing graag wil keren. Jiang Zemin beloofde dat "wanneer ze terugkomen, ze hartelijk zullen worden verwelkomd hun politieke houding in het verleden." Nu zijn dergelijke uitspraken in het verleden wel vaker gedaan en veel van de duizenden intellectuelen die naar het buitenland vluchtten blijven sceptisch. Slechts een handvol keerde terug om te helpen bij "de opbouw van het moederland".

Maar hoe ver durven de Chinese vrijdenkers onder het huidigde regime te gaan? De schrik van de Baihua qifang, baijia zhengming ("Laat Honderd Bloemen Bloeien, Laat Honderd Scholen Redetwisten") campagne uit 1956 zit er nog steeds in. Toen riep Mao Zedong intellectuelen op om zonder terughoudendheid kritiek op het regime te spuien. Maar hij had niet gerekend op de enorme kritiekgolf en in de Fanyou yundong ("Anti-Rechtsen campagne") die er op volgde werden vele duizenden intellectuelen naar het platteland gestuurd en genadeloos vervolgd.

Een dergelijk scenario herhaalde zich aan het eind van de jaren '70 toen Deng Xiaoping openbare kritiek jegens de regering tolereerde totdat dazibao ('Grote Karakterposters') op de minzhuqiang ('Muur der Democratie') in het centrum van Beijing de theoretische wortels van de Communistische Partij aanvielen werd deze gesloten en wederom belandden velen in de gevangenis. De desastreuze gevolgen van de tweede "Beijingse lente" in juni 1989 zijn bovendien nog steeds niet uitgewerkt. Vele dissidenten intellectuelen en studenten die na het bloedbad in Beijing werden opgepakt zitten nog vast.